‘Ik heb een nogal roerig leven geleid, met te veel drank en drugs, hoewel ook veel aardigheid ondervonden en gelachen.’ — Theo van Gogh (1957-2004) aan een penvriendin, vijf weken voor zijn dood.

Opgegroeid in een welgesteld Wassenaars milieu, ontwikkelde Theo van Gogh zich in korte tijd tot de meest controversiële opiniemaker van Nederland. Als cineast, columnist en ‘predikant van de nihilistische gemeente’ stond hij garant voor tumult. Hij bespotte de exploitatie van (oorlogs)leed, bestempelde de islam tot een bedreiging van de vrije westerse waarden en schepte er een duivels genoegen in om zijn vijanden met woorden ten gronde te richten. De belediging had hij tot kunst verheven.

Tegelijkertijd onderhield Van Gogh een enorm netwerk aan vrienden. Acteurs en actrices liepen met hem weg. En hij was een ontwapenende interviewer, die via ‘prettige gesprekken’ antwoord probeerde te krijgen op de levensvragen waarmee hij zelf worstelde.

Waar kwam Van Goghs onstilbare zucht tot beledigen vandaan? In hoeverre speelden de oorlogsgeschiedenis van zijn ouders en zijn afstamming van de beroemde schilder een rol? Jaap Cohen sprak meer dan 150 familieleden, collega’s, vrienden én vijanden over een raadselachtige persoonlijkheid, die overal waar hij kwam verwarring stichtte – totdat hij bruut werd vermoord.

De biografie van Theo van Gogh werd mede gefinancierd door het Nederlands Letterenfonds, Stichting Democratie en Media, Harten Fonds, Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten en het Nederlands Filmfonds.